Iedereen stopt een keer met werken om welverdiend met pensioen te gaan. Dan houdt het salaris op en begint de AOW-uitkering. Deze is bedoeld als basisinkomen, die nog aangevuld moet worden. Daarom bouwen (ook) de werknemers in de vleessector een spaarpot op door via de werkgever een pensioenpremie af te dragen. Als een werknemer uiteindelijk met pensioen gaat, wordt deze uitgekeerd als aanvulling op de AOW. Het pensioenfonds zorgt er ook voor dat een partner en/of kinderen een nabestaanden- of een wezenpensioen krijgen bij een onverhoopt overlijden.
Meer informatie over het pensioenfonds kunt u vinden bij VLEP.
Pensioen via VLEP
De Nederlandse vleessector heeft een eigen pensioenfonds: VLEP
Medewerkers van Nederlandse vleesbedrijven komen voor hun AOW en ouderdomspensioen in aanmerking vanaf de leeftijd van 67 jaar.
Zie verder de website van VLEP.
Opgebouwd pensioen
De werknemers in de vleessector betalen zelf premie, maar ook de werkgevers betalen mee.
Samen zorgen ze dat het VLEP alle pensioenen kan betalen. Omdat we in Nederland gemiddeld steeds ouder worden, heeft het fonds ook extra geld nodig. Daarom moet een pensioenfonds beleggen.
Als de lonen en de prijzen stijgen, probeert VLEP door middel van indexatie ook de pensioenen te verhogen. Als dat niet lukt, kunnen de pensioenen niet omhoog. Als het pensioenfonds onvoldoende dekking heeft, dan moeten de pensioenen zelfs verlagen, maar alleen als het echt niet anders kan.
-
Drie onderdelen
​Een pensioen bestaat uit drie onderdelen:- AOW: geld van de overheid
Iedereen die in Nederland woont of werkt krijgt AOW. Dat staat voor Algemene Ouderdomswet.
Lees meer over de AOW
- Ouderdomspensioen: het geld dat u bij uw pensioenfonds (VLEP) opbouwt
De meeste mensen bouwen ook nog pensioen op via hun werk. Gaat u met pensioen? Dan krijgt u iedere maand geld van het pensioenfonds. Dat heet ouderdomspensioen.
- Zelf sparen
Het is verstandig om naast de bovenstaande voorzieningen ook zelf (extra) te sparen voor de oudedagsvoorziening.
- AOW: geld van de overheid