Vleestaks is geen oplossing, eerlijke prijzen helpen wél bij verduurzaming
Ingezonden opinie COV in Trouw van 22 januari 2021
Vleestaks is geen oplossing, eerlijke prijzen helpen wél bij verduurzaming
Ingrijpen van de overheid is niet nodig om de vleessector tot meer duurzaamheid te bewegen. En een belasting op vlees werkt alleen maar verstorend, stelt Jos Goebbels, voorzitter van de Centrale Organisatie voor de Vleessector.
Een vleestaks zou een effectief middel kunnen zijn om de reële kosten van vleesproducten in rekening te brengen bij de consument. De politieke steun daarvoor groeit, wordt geconstateerd in een artikel in Trouw (Verdieping, 23 december).
Onze Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV) is geen tegenstander van een hogere vleesprijs, maar deze zou niet tot stand zou moeten komen door een belasting. Niet de overheid, maar de markt moet bepalen wat een voedingsmiddel kost. Als de consument bijvoorbeeld behoefte heeft aan vleesproducten met het Beter Leven Keurmerk of biologische producten, is het aan de industrie om in die behoefte te voorzien. Dat gebeurt volop en daar is geen overheidsingrijpen voor nodig. Hier ligt tevens een rol voor de Nederlandse retail.
Een meeropbrengst van vleesprijzen moet terugvloeien naar de keten en bijdragen aan het compenseren van de extra kosten die de sector voor duurzaamheid maakt. Sinds jaren investeert die keten immers in verduurzaming van de productie. Daarbij worden goede resultaten geboekt in het beperken van de uitstoot van CO2 en methaan, het verbeteren van dierenwelzijn (denk aan het niet meer castreren van biggen, transport en hitteprotocollen), verruiming van het biologisch assortiment en het groeiend aandeel van plantaardige alternatieven (vleesvervangers).
De sector is bezig met verder verduurzamen
Meerdere initiatieven zijn in gang gezet richting verdere verduurzaming. Het gaat om onder andere stappen vanuit de Coalitie Vitale Varkenshouderij en de Stichting Brancheorganisatie Kalversector, maar ook in het kader van het Klimaatakkoord en de farm-to-forkstrategie van de Europese Commissie. De vleessector weet dat hij nog meer moet doen. Net als andere voedingsmiddelensectoren, de luchtvaart en de automobielindustrie: bedrijfstakken die maatschappelijke kosten veroorzaken. Alleen de vleessector een heffing opleggen zou ‘meten met twee maten’ zijn.
In haar brief aan de Tweede Kamer van 28 september 2020 zegt LNV-minister Schouten dat zij het idee van reële vleesbeprijzing samen met andere partijen wil onderzoeken. De COV is daartoe bereid. Er zijn nog veel zaken die getoetst moeten worden op haalbaarheid, wenselijkheid en effectiviteit en daarom is onderzoek zoals voorgesteld door Schouten noodzakelijk.
Overigens wordt in het Trouw-artikel beweerd dat men in Duitsland en Frankrijk al veel verder zou zijn met zo’n vleesheffing. Dat is onjuist. Het Duitse initiatief heeft uitsluitend betrekking op dierenwelzijn. Dat is in Nederland geborgd met het Beter Leven Keurmerk voor bijvoorbeeld vlees, onderschreven door alle marktpartijen en conform het model dat ons nu voor verdere verduurzaming voor ogen staat. Duitsland probeert dit te volgen met een fonds en een heffing. Die bedraagt overigens slechts een vijfde van de heffing die de Tapp-coalitie oppert. In het Trouw-artikel noemt Tapp-directeur Remmers een belasting van 1 à 2 euro per kilo. Van een Frans initiatief is ons, ook na navraag bij onze Franse collega’s, niets bekend.
Een vleestaks schiet zijn doel voorbij als het een ordinaire melkkoe wordt
Remmers stelt ook dat bij een heffing “te veel geld binnen zou komen” voor alleen de vleessector. Als de voorgestelde vleestaks meer geld binnenbrengt dan nodig is voor verdere verduurzaming van de sector, dan zou de taks niets anders zijn dan een ordinaire melkkoe met geen ander doel dan vlees zó duur te maken dat alleen een kleine groep dit basisvoedingsmiddel nog kan betalen. Laat Remmers daarover dan ook duidelijk zijn.
De COV gaat niet mee met een astronomische verhoging (tot 80 procent) van de vleesprijs zoals Tapp die voorstelt, maar hooguit een realistische die door de markt wordt gereguleerd. Consument én keten moeten ermee uit de voeten kunnen en we dienen zo een maximaal duurzaamheidsrendement in de keten te realiseren.